Du sublime au ridicule
il nây a quâun pas, madame! â Heinrich Heine. Ideen. Das Buch Le Grand, 1826
Neem nu dit ene beeld. Een blank oplichtend diascherm met twee armstoelen ervoor. Wat ooit op dit scherm zal worden geprojecteerd krijg je van daaruit nooit te zien. Maar wat wij zien, zien we goed. Deze foto werd niet in het voorbijgaan genomen. Er werd letterlijk een camera voor geplaatst. Op een statief. In de fotogeschiedenis wekte deze handelwijze steevast hoge verwachtingen. Nochtans bieden de fotoâs van Annelies de Mey ons geen overrompelende natuurevocaties, uitstervende volksstammen of buitenaardse naakten. Wat we zien zijn ronduit ordinaire locaties. Een bloemlezing van het pijnlijk gewone.
En hoewel ze dit motief vandaag met velen moet delen, hult Annelies de Mey zich niet in de stilistische anonimiteit die het leeuwendeel van de actuele fotografen van het alledaagse kenmerkt. Geen imitatie-snapshots dus of andere nivelleringsstrategieĂ«n die het beeld zelf vaak al even banaal maken als wat er op staat. Deze fotoâs mogen impact hebben. Zij het met de nodige terughoudendheid. Net als bij Robert Adams bijvoorbeeld zien haar beelden eruit alsof ze moeiteloos werden gemaakt. âAnders lijkt het wel alsof schoonheid in deze wereld ongrijpbaar en uitzonderlijk is en dat is niet zoâ, vindt Adams. Wat hier in beeld wordt gebracht is de vorm die schuilgaat achter de ogenschijnlijke chaos. Het is een anti-triomfantelijke fotografie. Fotografie met een open einde. Stil.
Waar de vorm bij Adams echter deel uitmaakt van een documentair-kritisch project, laat Annelies de Mey lectuur en duiding van haar fotoâs veeleer in het midden. Strikt genomen werkt ze niet thematisch of in series, elk beeld staat op zich en kan in principe naast ieder ander te kijk gegeven worden. En natuurlijk zijn dit radicaal âandere tijdenâ, maar toch zouden we in deze omgang met haar fotoâs als autonome beelden een paar herinneringen aan de fotografische praktijk van de surrealisten kunnen ophalen. De onverbreekbare verankering van de fotografie in de werkelijkheid bleek voor de surrealisten uiteindelijk allesbehalve een rem op hun pogingen om âhet onbekende, het onbewusteâ vorm te geven. Fotografie stond voor hen meer dan wat ook in voor de uitdrukking van een verborgen werkelijkheid, van de âconcrete irrationaliteitâ van de dingen. Zij wilden de fotografie bevrijden van de ârationalistische arrogantieâ die haar tot dan toe stuurde en haar laten opgaan in een âpoĂ«tische bevrijdingsbewegingâ. Fotoâs zijn dan niet langer louter interpretaties van de werkelijkheid, maar presentaties. Voorstellen en voorstellingen. Objecten en plaatsen worden niet enkel gefotografeerd om wat ze zijn, maar om wat ze nog meer, om wat ze ĂĄnders kunnen zijn. Zo lossen de plekken die Annelies de Mey fotografeert â haar plaatservaringen, tussen herkennen en herzien â op hun manier de belofte in van het oningevulde â van het lege scherm.
Erik Eelbode
... en aan onze voeten overal paden paden
de sporen van wat daar leeft als wij er niet zijn
de wereld die wij nooit zullen kennen
...
wat zochten we
wilden we âkunnen zien zonder te denkenâ
want inderdaad, wat we ook dachten, alles
wat we zagen was niet meer dan het was
zochten we de onverschillige gastvrijheid
van deze wereld â het bijna aangename gevoel
overbodig te zijn? â Rutger Kopland